Het geschenk

Het geschenk

Ineens staat Ramon de sommelier bij onze tafel en zegt: ‘Ik weet dat jullie een andere wijn besteld hebben maar we hebben ook nog dit’. Met een zwierig gebaar plaats hij een fles op tafel. Op het etiket staat met sierlijke letters Paul Papa Ebony. Het is een fles Monbazillac.
Ik kijk Ramon aan en mijn dochter die souschef is in dit restaurant komt er breed lachend ook bij staan. Zij weet waaraan ik denk.

Ogen
Op een van de natuurreizen die ik maakte in mijn jeugd komen we ’s avonds aan bij een wei waar een beekje langs stroomt. ‘Zullen we hier gaan staan?’ Langs en in het riviertje groeien volle bundels met wilde waterkers. We beginnen onze tipi op te zetten. Langs de rand van het veld, daar waar het bos begint voelen wij ogen op ons gericht. Even later zijn de ogen verdwenen. Kunnen we hier veilig staan? Is het land van iemand?

De uitnodiging
Als de tipi goed en wel staat komen van een pad aan de andere kant van de beek twee mensen arm aan arm naar beneden gewandeld. Het zijn de eigenaren. Vriendelijk luisteren ze ons verhaal aan. ‘Dus jullie eten alleen vegetarisch en alleen wat jullie vinden?’ ‘Ja, samen met graankorrels die we tijdens de reis in vochtige zakjes laten kiemen.’ We zijn dan ook verguld met de waterkers die hier groeit. ‘Prima dat jullie hier staan, als jullie niets achterlaten.’ Dat spreekt voor zich. Plots komen de twee ogen van daarnet ook aangewandeld. Het is een kleine gedrongen man die doet denken aan Quasimodo. Zijn gezicht is vervormd en een oog is half dicht. We snappen nu dat hij de eigenaars gewaarschuwd heeft. Voordat deze vertrekken toveren zij vanonder een jas een fles rode wijn tevoorschijn. ‘Hier, dat is voor jullie, voor bij de waterkers straks.’ Quasimodo kijkt ons bars aan. Dan bromt hij: morgenochtend als jullie vertrekken komen jullie bij mij ontbijten. Ik woon in een stenen huisje dat je vanzelf ziet als je het pad volgt.

Onweer
’s Nachts onweert het hevig. We trekken het doek van de tipi bij de bodem omhoog zodat het vele water over de grond stroomt en niet over onze bodemdoek. Wij drinken met kleine slokjes de rode wijn uit onze houten nappen terwijl het tentdoek en onze gezichten telkens een paar seconden fel oplichten door de bliksemflitsen. Omdat we beneden in een dal staan, lopen we minder gevaar, menen we. We krijgen de slappe lach als de donder telkens weer over onze verhalen rolt, de alcohol zijn we niet meer gewend. Als het onweer overgetrokken is leggen we onze slaapzakken neer en vallen in diepe slaap.

Een geschenk
Met onze rugzakken op en wat wankel op de benen kloppen we de volgende morgen op een dikke houten deur. Quasimodo doet open. In het oude stenen huisje is alleen een open vuurplaats en een houten tafel met stoelen eromheen. Op tafel ligt een groot bruin brood. In de hoek van de kale ruimte staat een geweer. We soppen het brood in de koffie, net als hijzelf ook doet. ‘Wacht,’ zegt hij dan ‘willen jullie nog iets speciaals?’ Hij draait zich om en pakt een grote fles. Daaruit schenkt hij ons in. Wij durven het genereuze gebaar niet te weigeren. Het vocht is goudgeel, mierzoet en overheerlijk. ‘Wat is het?’ vragen wij. ‘Monbazillac’ zegt de barse stem maar zijn ogen twinkelen.

Dat doen de ogen van mijn dochter ook terwijl Ramon ons de godendrank inschenkt.

Nu met Kerst denk ik terug aan deze gastvrije mensen. De man in het sobere huisje gaf ons bij het ontbijt het kostbaarste wat hij had. En mijn dochter herhaalt dit gebaar.

2 Reactie's
  • Gisela
    Geplaatst op 12:16h, 24 december Beantwoorden

    Wat een prachtig verhaal. Dank je wel!

  • Wieneke
    Geplaatst op 16:25h, 24 december Beantwoorden

    Wat WEER een geweldig persoonlijk verhaal, Paul. Ga zo door in 2025!

Geef een reactie